Gedeelde werelden
“Mémoire — mes moires…”, schreef de auteur Michel Leiris in zijn boek Langage tangage
ou ce que les mots me disent, waarmee hij aangaf dat het geheugen een onstabiele faculteit is, even veranderlijk
als de weerkaatsing van het licht op een zee met een onzekere horizon. Souvenirs d’été (Zomerherinneringen) is de
titel die Stijn Cole gaf aan zijn laatste reeks werken, die tot stand kwam toen hij en zijn gezin besloten om van het dorp Seloignes, in de buurt van Chimay, terug te keren naar Gent. In een van deze reeksen lijken foto’s van alleenstaande bomen, genomen in de lente wanneer de flora weer tot leven komt en kleur krijgt, in het midden te worden doorgesneden door een verticale lijn. De kunstenaar stelde de linkerhelft van het beeld bloot aan de zomerzon, terwijl de rechterhelft ervan werd afgeschermd. Het resultaat is een opname die uit twee verschillende tijdsdelen lijkt te bestaan. De ene helft legt de onmiddellijkheid van de opname van het onderwerp vast, terwijl de andere wordt getransformeerd door het natuurlijke licht, het gevolg van het onverbiddelijke verstrijken van de tijd; het geheel vormt een soort open boek dat de cyclus van de tijd documenteert terwijl het de herinnering oproept aan breekbare of tastbare momenten, verborgen in zowel het geheugen van de kunstenaar als in het onze.
De kunst van Stijn Cole kenmerkt zich door de meesterlijke beheersing van een constant evenwicht tussen zeer
persoonlijke bekommernissen en gemeenschappelijke beelden die telkens opnieuw kunnen worden gedeeld. Hoewel
deze bewerkte foto’s van bomen bij de kunstenaar heel specifieke herinneringen oproepen, zoals de stenen die hij in
de bossen verzamelde op zijn reis naar Compostella samen met zijn dochter, zullen ze bij degenen die ze bekijken
wellicht herinneringen aan andere ervaringen oproepen. Wat heeft de mens meer gemeen dan de ervaring van het verstrijken van de tijd – los van hoe dat ook vorm wordt gegeven? Volgens de filosoof en wetenschapper Alfred Korzybski is de accumulatie van tijd hét kenmerk van de menselijke soort. Hoe men deze bewering ook moge opvatten, de ervaring van de tijdsduur en de expressie ervan door middel van de media eigen aan de kunstgeschiedenis is een steeds terugkerende bron van belangstelling voor kunstenaars, en Stijn Cole is daarop geen uitzondering.
Enkele jaren na zijn verhuis naar Seloignes bracht Stijn Cole een eerbetoon aan een andere kunstenaar die ooit in
dezelfde streek had gewoond, namelijk Marthe Wéry (1930-2005). Geïnspireerd door een reeks die ze in 1976 had
gemaakt voor het toekomstige Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst, nam Cole de hele zomer lang elke minuut tussen 19 uur en middernacht een foto. Elke gefotografeerde dag bestond aldus uit een opeenvolging van verticale lijnen die, in de westerse leesrichting, de lichtintensiteiten van elk uur verdichtten tot de duisternis van de nacht. Deze Timescapes, zoals hij ze zelf noemt, worden ook op andere plaatsen uitgevoerd, bijvoorbeeld in De Panne, en zijn opnieuw gebaseerd op een subtiel evenwicht, ditmaal tussen een streng conceptueel protocol en een intense emotionele gevoeligheid. Het verstrijken van de tijd, gematerialiseerd in de dagelijkse variaties in lichtintensiteit, wordt paradoxaal genoeg geconcretiseerd in een beeld dat even onveranderlijk als fascinerend is.
Het is hetzelfde evenwicht dat volgens mij overheersend is in verschillende schilderijen van de serie Colorscapes, waarin het kleurenspectrum van landschapsfoto’s systematisch wordt opgedeeld. Deze foto’s, die vluchtige momenten op specifieke plaatsen vastleggen en geïdentificeerd worden door hun titels of door aanduidingen op de doeken zelf, worden geduldig ontbonden volgens de verschillende kleurimpulsen waaruit ze zijn opgebouwd. De verschillende tinten worden vervolgens op zicht gereproduceerd, binnen een raster (vierkanten van 16×16) dat op het doek is getekend, en gerangschikt in de leesrichting, gaande van het lichtste naar het donkerste. Deze picturale toetsen, aangebracht met een penseel, krijgen ogenschijnlijk een tactiele en zintuiglijke aanwezigheid, terwijl ze simultaan het fundament vormen van een landschap dat mentaal moet worden gereconstrueerd aan de hand van persoonlijke herinneringen. Als een synthese van een ervaring die zowel conceptueel als retinaal is, vormen de Color-
scapes een uniek tussengebied tussen abstractie en figuratie.
Het thema van het natuurlijke landschap (plattelands-, berg- of zeelandschap) is waarschijnlijk het meest toepasselijk
op de multidisciplinaire praktijk van Stijn Cole. Of het nu «gekunstificeerd» [artialisé] is, zoals de theoreticus Alain
Roger voorstelt, of op de een of andere manier gereproduceerd, het landschap is altijd het resultaat van een bepaald
gezichtspunt, een bepaalde blik die erop wordt geworpen. Het is dus zowel een individuele als een sociale constructie. En
Stijn Cole houdt van construeren en deconstrueren! Hoewel de Colorscapes het resultaat zijn van complexe processen
van deconstructie en reconstructie, houdt de kunstenaar er ook van zijn gebaar te vereenvoudigen: een horizontaal
blauw vlak op een groen vlak suggereert de structuur van een compositie die we via onze waarnemingsgewoonten
doorgaans associëren met een landschap. Soms is de synthese nog radicaler: een monochroom schilderij wordt
simpelweg gestructureerd door twee of drie lagen vernis (mat, satijn en/of glanzend) en dat is alles wat nodig is om een
landschap op te roepen. Via een discrete verschuiving veranderen de vlakke zones in weidse ruimten met onvermoede
diepten, terwijl het oppervlak van het schilderij een picturale ruimte wordt die zich door de blik laat penetreren.
Als het landschap de geest is die rondwaart in de abstracte composities van Stijn Cole, dan is de horizonlijn er de
onthuller van. Deze denkbeeldige lijn waar het land – of zelfs de zee – de lucht ontmoet, is het structurerende element
van het landschap, ook al wordt zij in de werken van de kunstenaar gereduceerd tot een eenvoudige chromatische
overgang (licht/donker), tot de overgang van de ene vernislaag naar de andere, of zelfs tot een eenvoudige vouw in
het fotopapier (een opmerkelijke paradox: het is de modernistische bevestiging van de materialiteit van de drager die
de figuratieve waarde ervan herstelt). Het is steeds die horizon die de ruimte ordent, de lichtintensiteit moduleert en
uitnodigt tot ruimtelijke reconstructie en subjectieve projectie. Hoe gelokaliseerd het ook moge zijn door een titel of
een geografische verwijzing, het landschap laat zich in de diepte kennen en wordt een oproep tot reminiscentie, tot
het activeren van het geheugen, tot het oproepen van herinneringen. Vertrekkend vanuit een invraagstelling van een
belangrijk thema uit de kunstgeschiedenis en de specificiteit van elk van zijn mediums, drijft de kunstenaar onmerkbaar
af naar zijn persoonlijke geschiedenis; niet om ze aan ons op te leggen maar om ons uit te nodigen om er de onze in
te laten opgaan.
De kunstenaar is vertrouwd met verschillende media, waaronder ook het tekenen. Zijn werken met potlood op papier
onderscheiden zich echter door hun precisie en overvloed aan details. Zijn tekeningen hebben de precisie van een
beeldopname, een vorm van nauwkeurigheid die men als «documentair» zou kunnen omschrijven; een term die de
kunstenaar in verband brengt met verschillende ervaringen die hij heeft opgedaan. De tekeningen construeren de
ruimte en sturen de lichtlijnen met eenzelfde vorm van intelligentie als de schilderijen; zij bereiken hun doel langs een
andere weg, die van de mimesis. Terwijl bij Cole de fotografie, de kunst van de mimetische reproductie bij uitstek, wordt
getransformeerd door het accentueren van elementen die getuigen van haar materiële aard, volgen zijn tekeningen
dezelfde weg, terwijl ze kleur verloochenen. Daarom worden ze soms vergezeld van een kleurenpalet, in de vorm van
een klein raster met kleurige toetsen. Mimesis en diëgese worden op die manier samengebracht.
Of het nu geschilderd of getekend is, gedetailleerd of uitgepuurd tot op de structuurlijnen, het landschap dient altijd
als synecdoche. Het is het deel dat het geheel suggereert, dat ongrijpbaar blijft in zijn totaliteit; Caspar David Friedrich
had dit goed begrepen. Zelfs wanneer hij polyptieken creëert om veranderingen in de positie van de waarnemer te
suggereren, die tegelijk ook veranderingen in lichtinval zijn, wijkt Stijn Cole niet van deze regel af. Het is echter in zijn
beeldhouwwerken dat hij deze neiging tot emblematische puurheid het sterkst tot uitdrukking brengt. Naar aanleiding
van een uitnodiging om een openbare sculptuur te creëren voor het Emile Van Dorenmuseum in Genk, paste hij voor
het realiseren van bronzen een aanpak toe die hij al eerder met succes had aangewend: het gieten van fragmenten
van rotsachtige oppervlakken op verschillende plaatsen (Bretagne, Zuid-Frankrijk, enz.), waarbij hij letterlijk elk van de
details die het oppervlak markeren wist «af te drukken». Deze afdrukken, in brons of in hars, geven op een beperkt
oppervlak de oneffenheden van de bergachtige bodem weer, net als een horizontale boring die een staal van de
aardkorst neemt. De precisie van het gereproduceerde oppervlak lijkt te worden tenietgedaan door de bescheidenheid
van het deel van de weidsheid die men te zien krijgt, a fortiori in vergelijking met wat het suggereert. Hoewel deze
werken zijn gereduceerd tot oneffen oppervlakken, slagen zij erin een geschiedenis die niet alleen geologisch is te
verdichten. Er zijn lagen van historische, ecologische, artistieke of subjectieve kwesties in versteend.
De tentoonstelling Souvenirs stelt een nieuwe ontwikkeling in het driedimensionale werk van de kunstenaar voor;
nieuwe herinneringen die aan de oude worden toegevoegd, ter verdere verrijking van een geheugen dat nooit vol
raakt. Uit een bronzen buis lijkt een eikentak geboren te worden; alsof het leven zich heeft weten los te rukken uit
de gestolde materie, alsof de tijd zich heeft weten los te rukken uit de onbeweeglijkheid, alsof het geheugen zich heeft losgerukt uit de vergetelheid. Iets verderop zien we secties van blokken Rance- en Carrara-marmer die dermate recht zijn afgesneden dat dit alleen het resultaat van menselijk ingrijpen kan zijn. Uitgelijnd op de muur, met de rechte snede op ooghoogte, het antropocentrische gezichtspunt dat Erwin Panofski uitvoerig heeft geanalyseerd, traceren de blokken een nieuwe horizon, een nieuwe ontmoetingslijn tussen hemel en aarde. Door hun eenvoudige uitlijning, zonder andere kunstgrepen dan de precisie van de snede en de striktheid van hun ordening, evoceren zij onverwachte diepten, openen zij oneindige perspectieven, beloven zij werelden die ontdekt moeten worden: Stijn Cole’s werelden; zijn werelden die hij deelt met ons.
– Pierre-Olivier Rollin / Directeur van BPS22 Charleroi